Door Simon Vinkenoog
Laat de Staat Desintegreren (=uiteenvallen), was één van de namen van LSD, geformuleerd door de voorvechter van de psychedelische beweging, Harvard-psycholoog dr. Timothy Leary zaliger. Het ziet er naar uit dat wij dit verschijnsel nog in dit tijdperk met eigen ogen mogen aanschouwen. Niet alleen omdat het Koninkrijk der Nederlanden opgaat in een Europese Unie, maar evenzeer door de tegenstellingen binnen de staat zelf. In Nederland schijnt het Haagse schrikbewind van voornamelijk fundamentalistische blanken (links zowel als rechts) zich steeds verder te verwijderen van wat zich in den lande werkelijk afspeelt.
Het zogeheten gezag, dat in de jaren zestig enkele speldenprikken en plaagstootjes te verwerken kreeg, heeft zich een halve eeuw later opnieuw in ficties en illusies gevestigd en is nu in een verwoede strijd met zichzelf gewikkeld, in een onontwarbaar web van tegenstribbelende ambtenaren, klokkenluiders, fraudeurs, incompetenten, lobbyisten, overbelaste ministers, kamerleden en fractievoorzitters, en een MP, nog niet in zijn laatste onwaarheden gestikt, die steeds meer op een karikatuur van zichzelf gaat lijken. Arme ouders!
Onmachtig zelfstandig beleid te voeren, heeft het staatsgezag zich met huid en haar aan de Atlantische Alliantie overgeleverd, om slaafs de politiek van de eens zo vrije United States of America te volgen. Blindelings; het Nederlandse Europabeleid de tweede helft van dit jaar zal ervan getuigen. Is Den Haag niet de spionnenhoofdstad van Europa, dankzij ons voortreffelijke technologisch hoog doorzichtig glasvezelnetwerk vol doofpotjes op het vuur? Komen er straks niet twintig grote afluisterschotels bij in een nietsvermoedend dorp? Nog tegels genoeg te lichten.
Jeffrey Sachs, hoogleraar economie, vermeldt in een analyse (de Volkskrant, 10 april) enkele overtuigende factoren, die de titel van zijn betoog verduidelijken: ‘Neergang van de VS komt hoe dan ook.’ Ik ben, tussen haakjes, geen chiliast, iemand die alle kwaad verdelgt en iedereen gelukkig zal maken. Met de politieke econoom David S. Landes meen ik dat bij onderzoek naar feiten in principe en in praktijk illusies, waanvoorstellingen en godsdienst buiten beschouwing moeten worden gelaten. (Arm en Rijk, Spectrum, 1998)
De uiteindelijke vraag: ‘Willen we eilanden van welvaart temidden van een zee van armoede worden?’ zal hoe eerder hoe beter beantwoord moeten worden. Geen reden om te veronderstellen dat de beschaving, onze cultuur, een einde zou kunnen vinden? Vele andere culturen zijn ons voorgegaan en hebben grote monumenten achtergelaten. Wat zijn de onze? Landes wijst op Europa’s systematische nieuwsgierigheid naar vreemde beschavingen en culturen, die niet op louter winstbejag uit was. Zo kwamen in de achttiende en negentiende eeuw uitheemse kruiden binnen, samen met nieuwe denkbeelden, een andere verlichting dan waarvan sprake is in West-Europa met zijn bloedige Franse Revolutie en de oorlogen daarna.
Ik ga me bij mijn leest houden; ik zit nog altijd in Amsterdam, de etalage van de wereld. Een van de grootste en ernstigste vergissingen in de westerse geschiedenis is de War on Drugs, door Amerika verordonneerd en de wereld opgelegd via de Narcotics Board van de Verenigde Naties. Een afschuwelijke vergissing, die ontelbare slachtoffers heeft gemaakt, zich voegende bij een eerdere Amerikaanse vergissing: Prohibition, de Drooglegging, broedplaats van de huidige maffia en oorsprong van de Kennedy-miljoenen. De grooste oorlogswinstmakers in deze tijd zijn de Eichmanns van deze bureaucratische, met grove machtsmiddelen gevoerde oorlog.
Waar zijn ze bang voor? Het is de grote vraag, misschien is het de belangrijkste. Mensen die bang zijn wordt überhaupt afgeraden marihuana te proberen; stel je voor dat je iets gebeurt. Ja, inderdaad, je wordt high. Dat is een goed gevoel, zelfs als je nadenkt over de afschuwelijke waarheden, waarover je schrijft. Dat je die waarheid mag opschrijven, vanuit Mad Master Amsterdam.
Ik zou duizenden kruiden willen zien bloesemen en bloeien; hoe meer marihuana in Nederland verbouwd wordt, hoe beter. We zijn nog lang niet vol. Hou het voor eigen gebruik, of de eigen coffeeshop om de hoek. Goed dat ze er zijn, de coffeeshops. Daar staan hippe mensen achter de toonbank; je hoeft niets te vrezen. Vraag maar rond, een tevreden roker is geen onruststoker, daaraan wist Robert Jasper Grootveld ons wel te herinneren, inde beginjaren zestig.
Ik ben het trouwens met Ethel Portnoy eens, die in haar boek Parijse Feesten schrijft: ‘De beste tijd bij alles is namelijk de tijd dat het net op gang komt’, en later, terugkijkend: ‘zoals met zoveel dingen was de de beste tijd de begintijd geweest.’ Ik heb altijd in die begintijd geleefd! Absolute beginner; dit jaar met een eigen website.nl! Acht jaar Parijs waar ik van het rokertje leerde genieten, en de muziek die daar absoluut bij hoorde: de jazz, en nog het liefst de bebop, cool and hot, East of West… Reken maar dat er het een en ander te beluisteren en te beleven viel!
Teruggekomen in Amsterdam, 1957: hoe het daar ook gistte! Het Leidseplein, waarvan ik in 1948 vertrokken was, toen niet meer dan een grand café, twee kleinere en als enige open ’s nachts, members only: De Kring, was een hotbed geworden. De jive had toegeslagen, en de twist (Cees Nooteboom schreef een twist-song), shaking all over. En er werd ook wat afgepaft; er was inderdaad sprake van een incrowd.
Waar het vandaan kwam? Een hippy-trail kwam op gang, Surinamers reden geregeld naar Rotterdam of Antwerpen, waar Afrikaanse schepen afmeerden; een vijftal hunner kwam om het leven toen hun auto in de Maastunnel uitbrandde. Ibiza was, ja toen al, in de mode gekomen, daarvandaan was het een short stop naar Tanger - het ging bij onsjes, pondjes en kilo’s. Beatles en Stones kochten brokaten mantels en leren sandaaltjes bij Achmed in Tanger en lieten zich de spullen thuis sturen: in de zolen zat genoeg hasj om het een tijdje mee uit te zingen.
Aan Mellow Yellow, in 1972 de eerste coffeeshop aan de Weesperzijde, heb ik de beste herinneringen – ik woonde zelf honderd meter verder. Wernard, de oprichter, was toen even enthousiast en idealistisch als hij nog altijd is – een andere vriend die in Utrecht in zijn café cannabis verkocht hield er mee op toen er met revolvers gezwaaid werd, en o Holy, wat had jij een mooie werfkelder aan de gracht!
Ja, hoe kwam je eraan? Het Living Theater kwam langs; ik kreeg een pondje goedkoop. Ik maakte er onsjes van die ik voor dezelfde prijs verkocht; een van de kopers, mij op het dak gestuurd door psychiater W.G. Arendsen Hein, werd door de politie gepakt met in zijn dashboard een met marihuana gevulde Haagse Post-envelop, die naar mij verwees. Ik mocht toen de zes weken uitzingen, die ik eerder voorwaardelijk had opgelopen omdat in het tasje van mijn aanstaande bruid Reineke minder dan een gram marihuanastof was aangetroffen. Ik bracht de zes weken, in het Huis van Bewaring in Utrecht, creatief door; vertaalde Allen Ginsberg en nam een negental LSD-trips; het dagboek daarvan verscheen in 1981, getiteld Tegen de Wet.
Juist, tegen deze Wet, die je laat zien hoe onwettig elke wet, elk gezag is in een maatschappij die zijn zondebokken blijkbaar o zo nodig heeft. Al in de jaren vijftig wees toxicoloog en endocrinoloog dr. O.M. de Vaal er in artikelen in de Groene Amsterdammer op hoe de ingezette jacht op marihuanarokers deed denken aan de heksenjachten van vroeger; criminoloog Frits Frenkel viel hem in de jaren zestig bij, en langzamerhand is bij een meerderheid van uitvoerende ambtenaren, bij politie en justitie dit besef doorgedrongen: geef de in- en verkoop van cannabisproducten vrij.
Zelf zou ik het dan liever bij de vrije telers houden dan door de overheid gecontroleerd en geleverd. Dat bleek al een miskleun te zijn toen onlangs apothekers met dit experiment startten; het overheidsgras bleek duurder en minder high te zijn dan in de coffeeshops waar zij met hun doktersrecept korting kregen… Of klap ik nu uit het kartel?
Geef toch elke Europeaan een basisinkomen; laat de koeien in de wei staan zodat ze direct melk kunnen leveren, gaan we er weer op uit, het vrije Waterland, de klotsende deining van de Noordzee, de altijd unieke grachtengordel –en laten we blij zijn met wat Amerika ons nog meer te bieden heeft; die swing waarzonder wij niet kunnen leven. In een prachtstuk legde Hans Dulfer in het Parool uit, waarom het zo jammer is dat het North Sea Festival niet naar Amsterdam gekomen is.
‘Onze bestuurders hadden de kans kennis te maken met een muzieksoort die al lang geleden afrekende met al die problemen waar zij nu mee worstelen: integratie, racisme, intolerantie, geloofsovertuiging en zelfs drugs. Jazz is de muziek waarin verschillende rassen, culturen, religies en muzieksoorten voor het eerst samengingen zonder dwang, regels of inburgeringscursussen. Waarbij normen en waarden geen website nodig hebben, maar zich vanzelf aanpassen aan veranderde omstandigheden in een veranderde maatschappij.’
Door ideeën trekken als door landen en continenten, was de raad van dada-schilder Francis Picabia en van Linus Pauling (vitamine C en de Nobelprijs) was de uitspraak: ‘Ik weet dat er ontdekkingen zullen worden gedaan die mijn verbeeldingskracht te boven gaan. Ik wacht ze af met nieuwsgierigheid en enthousiasme.’
So be it. En van Amerika zijn wij niet af, want ik kan het niet nalaten op de beat generation te wijzen. Tuli Kupferberg verwoordde zeven onmiskenbare prestaties: ‘Zij was de enige belangrijke revolutionaire beweging in het Amerika na de tweede wereldoorlog. Zij verwierp de identificatie van de ‘Amerikaan’ met kapitalisme en imperialisme, oorlog en A-bommen. Zij schiep voor het eerst in Amerika (betrekkelijk) massale belangstelling voor poëzie en dus voor alle andere kunsten. Zij bracht sex weer op de plaats waar het hoort in het menselijk leven: ergens bij het middelpunt. Zij vestigde de hoop op een alternatief voor de Amerikaanse jeugd. En, tenslotte, zij verloste het persoonlijke leven van ieder die er mee te maken had: van verveling, defaitisme, domme verdwazing en zinloosheid. Zij maakte het leven weer opwindend.’
Amsterdam en ik. Hier berijd ik mijn stokpaardjes, hier ben ik gelukkig en hier blijf ik, zolang als het mij gegund is, cannabis roken. Go with the blow!
Simon Vinkenoog.
Amsterdam, Pasen 2004
William Burroughs en Simon Vinkenoog